Sorry, only in Dutch at the moment
 

Déprivatisering van de Stedenbouw

Als ik met (echte) stedenbouwkundigen zit te eten of sta te drinken, vraag ik altijd aan ze of ze wel eens een bestemmingsplan maken. Altijd zijn ze dan hevig verontwaardigd en snap ik er niets van, want zij zijn namelijk ontwerpers en die maken geen bestemmingsplannen. Dat is vreemd want in potentie zou een bestemmingsplan zomaar een nieuw “Plan Zuid” kunnen opleveren. Alleen gebeurt dat nooit. Sterker nog het is over het algemeen slecht opgestelde, hopeloos verouderde, fantasieloze, juridische rommel.

De schuldigen voor het feit dat we überhaupt bestemmingsplannen hebben moeten we waarschijnlijk zoeken bij de opstellers van “La Charte d'Athènes”
Tijdens het 4e CIAM congres in 1933 werd, onder voorzitterschap van van Eesteren, in Athene een slotverklaring opgesteld die pas tien jaar later, door Le Corbusier bewerkt, in het bezette Parijs werd gepubliceerd. In dit charter word onder andere gepleit voor een scheiding van wonen, werken, verkeer en recreatie. En ja, waarom niet, het lijkt geen onaardig idee om er voor te zorgen dat je niet naast een hoogoven woont en je geen leerlooierij in de achtertuin hebt. Ook is het waarschijnlijk verstandig, zo bleek, om geen vuurwerkopslag plaats midden in een woonwijk te situeren alsmede er voor te zorgen dat er niet iedere tien minuten een Boeing rakelings over je schoorsteen vliegt.

Dus, dat op 1 augustus 1965 in de WRO werd opgenomen dat het mogelijk was om “voorschriften op te nemen omtrent het gebruik van gronden”, leek niet zo’n stom idee. Tevens werd toen besloten dat zo’n bestemmingsplan iedere tien jaar vernieuwd moest worden.  Wat overigens nooit gebeurt. Maar intussen zitten we er maar mooi mee. Meer dan driekwart van onze opdrachten zijn op de één of andere manier een afwijking van het vigerende bestemmingsplan een artikel 19. Dat is ook wel logisch want vaak zijn die dingen zomaar 20 tot 30 jaar geleden opgesteld. Dan is het natuurlijk niet vreemd dat we inmiddels de gronden wat anders zijn gaan gebruiken. Bestemmingsplannen maken een heleboel zinvolle dingen ook onmogelijk. Zo hebben we ooit eens geprobeerd een kinderdagverblijf te maken bij de ingang van een “brainpark”. Leek ons een goed plan, vanuit de file bij de ingang van het bedrijven terrein, zet je je kinderen op de kiss en ride strook uit de auto. En als we dan toch bezig zijn zullen we er dan meteen een lagere school en een supermarkt bij doen? Kon natuurlijk niet want de bestemming was “hoogwaardige kantoor functies” en geen “bijzondere doeleinden” als onderwijs en retail. Of wat te denken van iemand die in zijn schuurtje in de achtertuin bedrijfsmatig software schreef en op een gegeven moment ook wel eens een printplaatje soldeerde en dat dan in een computer schoof. Vanaf dat moment was de soldeerder “lichte industrie” geworden en dat kon absoluut niet in de Vinex wijk en al helemaal niet als hij er ook nog een werknemer bij nam. Stel je voor dat die met de auto komt.

Tot overmaat van ramp maken gemeenten niet meer zelf hun bestemmingsplannen. Er zijn nauwelijks nog stedenbouwkundigen in dienst bij gemeenten en als ze er al zijn dan hebben ze het veel te druk met het aansturen van externe bureaus, zo leggen de hoogleraren Joost Schrijnen en Henco Bekkering uit in Binnenlandsbestuur (blaadje voor de hogere ambtenaren) van 25 juli van dit jaar. Volgens de professoren is de stedenbouw op het dieptepunt beland. Daar hebben ze gelijk in want hoe gaat nu zoiets?

Er is een weilandje, vrijkomend fabrieksterrein of oud sportveld waar iets mee moet.
Over het algemeen heeft menig projectontwikkelaar of bouwbedrijf al lang geleden geroken dat daar vast wel eens iets mee zou kunnen, dus waarschijnlijk is het al in eigendom van de markt of liggen er talloze claims op van derden. Vervolgens wordt er een bureau (Kuiper compagnons, Bügel Hajema, Wissing, RBOI/Buro Vijn om er eens een paar bij naam te noemen) ingehuurd, meestal door de projectontwikkelaar zelf, die een beeldkwaliteitsplan, structuur visie o.i.d. maakt. Dit is een wollig stuk met fijne sfeer beelden over de historie van die plek en over hoe harmonieus en prachtig de nieuwe ontwikkeling in het bestaande landschap en weefsel zal gaan passen. Dit wordt door de wethouder, die ook geen stedenbouwkundige is, door de gemeenteraad geloodst, die natuurlijk niet tegen zoveel moois en vooral zoveel groen is, waarbij het parkeren altijd al helemaal is opgelost en weggewerkt achter groen of onder de grond.
Vervolgens wordt er een bikkelhard bestemmingsplan gemaakt, een dik juridisch stuk met een technische tekening waar in harde kleuren iets over aantallen woningen, bebouwingsvlakken, bijgebouwen, dakhellingen, nok en goothoogten en in het beste geval iets over profielen gezegd wordt. Overigens meestal zonder dat er ook maar één ruimtelijk concept aan ten grondslag ligt, anders dan: hoeveel past er op? Mocht de gemeenteraad of de gewone burger nog iets te sputteren hebben dan wordt er fijntjes op gewezen dat dit toch echt een uitwerking van het reeds door de raad goedgekeurde beeldkwaliteitsplan is en dat er dus niets meer anders kan. Zeker al niet omdat in het plan juist nu ook de riolering, toegang voor ambulances en brandweer, lantarenpalen, vuilcontainers, warmtepompen, aantal speelplaatsen en de hondenuitlaatplek eindelijk kloppen en dat kan nu niet weer allemaal anders. Kortom bestemmingsplan vastgesteld. En vervolgens mag de welstandcommissie met hangen en wurgen er nog iets van proberen te maken samen met de architecten. Als het er eenmaal staat is niemand blij.

Hoe dit te veranderen?
Gemeenten moeten weer zelf hun stedenbouwkundige plannen gaan maken. Zorg ervoor dat je een fantastisch betaalde, goed geoutilleerde stedenbouwkundige dienst in huis hebt. Een combinatie van oude rotten die de trucs kennen en jonge ambitieuze ontwerpers gesteund door juristen die er iets van begrijpen. Vervolgens moet die dienst de markt voor zijn en zo het ruimtelijk belang dienen. Het is helemaal niet moeilijk om te zien waar over een jaar of tien à twintig iets gaat gebeuren. Breng die plekken in kaart en zorg dat je daar dan al een plan voor in de la hebt liggen. Als iemand zich dan meldt om iets te gaan bouwen kan je die zo de randvoorwaarden meegeven. Bijkomend voordeel is dat de politiek er ook nog architectuur beleid mee kan bedrijven.
En geef de stedenbouwkundig ontwerper de leiding van zo’n team en niet een willekeurige procesbewaker uit de chemische industrie. Het is een open deur maar voor menig manager nog steeds niet, een goed plan is geen optelling van alle optimum oplossingen van alle deelproblemen, maar een keuze om bepaalde dingen ondergeschikt te maken, zodat het geheel beter wordt.
Daarnaast zouden we eens moeten nadenken of we het bestemmingsplan niet gewoon moeten afschaffen. Voor wat betreft de milieu aspecten is nu al vaak de milieu wetgeving oneindig veel strenger dan bestemmingsplannen. (je mag helemaal niet meer naast een boer met koeien of naast Schiphol wonen, terwijl dat volgens de bestemmingsplannen nog steeds wel mag) Dus daarvoor hebben we het niet meer nodig. Stedenbouwkundig specifiek en programmatisch onbepaald. Vraag is alleen waar we dan de stedenbouwkundige ontwerpen in gaan vastleggen. Misschien hoort dat wel meer bij de ontwerpende discipline thuis in plaats van de juridische programmatische, in de welstandsnota dus.

Jasper de Haan

Oktober 2008