De Raad van State heeft onlangs bepaald dat alle woonboten in Nederland een bouwwerk zijn. Dat heeft nogal wat consequenties, Jasper de Haan houdt een pleidooi om de nu noodzakelijk geworden ruimtelijke wetgeving op het water te gebruiken om te experimenteren met een nieuw soort regelgeving. Een regelgeving die stimuleert en beloond in plaats van voorschrijft en verbiedt. En wellicht zou die waterregelgeving dan later ook op het land gebruikt kunnen worden.
Woonboten zijn rare dingen. Naar hun aard drijven ze, als het goed is tenminste, en zijn dus roerend goed. Maar de meeste woonschepen zijn stevig vastgebonden aan de wal, aangesloten op alle nutsvoorzieningen en tegenwoordig ook bijna allemaal op het riool en daarom zo goed als onverplaatsbaar. Op wat zachtjes schommelen na, onroerend dus. Dat vindt de rechter en met hem de Raad van State nu ook. Het komt het erop neer dat een woonboot nu als een bouwwerk moet worden beschouwd. En dat heeft nogal wat gevolgen. Want een bouwwerk dient te voldoen aan o.a.: de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO), de woningwet, het bouwbesluit, de bouwverordening en de welstandsnota. Klaar ben je, want de gevolgen daarvan zijn nauwelijks te overzien. Niet één woonboot in dit land voldoet op dit moment aan het bouwbesluit. Ligplaatsvergunningen en dergelijken zijn geen omgevingsvergunningen en worden vaak door geheel andere ambtenaren verstrekt. En we hebben nogal wat woonboten, alleen in Amsterdam al 2.800 en in heel Nederland 12.000. En dat worden er ieder jaar meer. De potentie van wonen in het water wordt steeds breder onderkend en gestimuleerd. Prachtig, maar de regelgeving daarvoor loopt blijft vooralsnog achter. Wat te doen?
Wat niet helpt is dat het begrip bouwwerk niet gedefinieerd is in de woningwet of in de Wabo. Voor een definitie van een bouwwerk wordt in de Wabo verwezen naar de model bouwverordening van de VNG.
“elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.”
En om het nog ingewikkelder te maken wordt in de bestemmingsplanwereld volgens het door het ministerie verplicht gestelde definitie document (de SVBP 2012) een bouwwerk als volgt gedefinieerd:
“Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.”
En wat is dat dan “direct en duurzaam met de aarde verbonden”?
De rechter vindt dat een touwtje waarmee de boot vastligt voldoende is, zolang het ding maar bedoeld is om ter plaatse te functioneren. En hoewel we, merkwaardigerwijs, dus geen eenduidige definitie hebben van het begrip bouwwerk heeft de hoogste rechter heeft nu gesproken. Een woonboot is een bouwwerk en dient dus onder andere te voldoen aan het bouwbesluit. En dat is nog niet zo eenvoudig.
Wat gaat er zoal mis?
- Om maar eens bij de voordeur te beginnen, het hoogte verschil van de aansluiting tot het aansluitend terrein van de begane grond, mag volgens het bouwbesluit niet meer dan 20 mm bedragen. Zie dat maar eens voor elkaar te krijgen vanaf een kademuur die anderhalve meter boven de waterspiegel ligt en een begane grond vloer van een woonboot die anderhalve meter onder de waterspiegel ligt.
- Of wat te denken over bepalingen betreffende de vrije hoogte en de vrije doorgangshoogte. Het bouwbesluit schrijft een vrije hoogte voor van 2,6 meter en een vrije doorgangshoogte van 2,3 meter. De maximale hoogte van een woonark is over het algemeen door gemeenten bepaald op 2,0 tot 3,0 meter boven de waterlijn. Hetgeen te begrijpen is, om zo nog enig zicht op het water te houden vanaf de wal. Met een vrijboord (de hoogte boven de waterlijn van het waterdichte constructiedeel) van 0,3 meter tot 0,4 meter, noodzakelijk in verband met vollopen, golfslag en verzekeringen, hou je met een maximum bouwhoogte van 2,5 meter nog maar 2,1 meter over om een deur te maken. En daar moet dan nog een kozijn, dorpel en een dak vanaf. Dan lukt het dus niet.
Hetzelfde probleem doet zich voor met de normale vrije hoogte (2,6m) waar een verblijfsruimte aan moet voldoen. Wederom uitgaand van een maximum hoogte boven de waterlijn van 2,5 meter, waar dan een dakrand van 100 mm, een dakisolatie van 100 mm en een dakconstructie met afschot, samen al snel 300 mm vanaf moet. Dan ben je al snel de eerste 0,5 meter kwijt. Als we daar de vereiste vrije hoogte van 2,60 meter bij optellen, ligt de bovenkant van de b.g. vloer 0,6 meter onder water. Als we daar vervolgens een normale geïsoleerde VBI betonvloer met zandcement dekvloer van zo’n 350 mm bij optellenen een “kruip-ruimtetje” voor ventilatie, romp inspectie en leiding mogelijkheid van 0,5 meter en natuurlijk de vloer van de betonnenbak zelf van 150 mm dik, dan zitten we al met al op 1,60 meter onder water. En zo diep is het niet langs de waterkant in Nederland. Een ander nadeel daarvan is dat de borstwering van de ramen dan op 1 meter hoogte uitkomt. Naar buiten kijken vanuit je luie stoel is er dan niet meer bij.
- In het bouwbesluit vindt vluchten, voor bijvoorbeeld brand, plaats naar het zogenaamde aansluitend terrein. Nu is het aansluitend terrein van boten over het algemeen water of een steiger/kade/wal. En hoewel een mooie snoekduik uit het raam in het water in geval van brand op een boot misschien wel een betere vluchtweg lijkt dan uit het raam van een huis springen in de voortuin, wordt deze niet als gelijkwaardig beschouwd door de regelgevers.
- Of wat te denken van een niet overklimbare doorval beveiliging van de juiste hoogte op een Tjalk, om te voorkomen dat je vanaf een meter hoog in het water valt. Het is sowieso onmogelijk om een origineel schip van soms zomaar 100 jaar oud te laten voldoen aan het bouwbesluit. Er is waarschijnlijk ook niemand die dat echt wil en ongenadig je hoofd stoten hoort er helaas een beetje bij op die dingen. En wat moet je nou als je in een prachtige zo goed als originele Klipper of Tjalk woont? Je zou er zo mee kunnen wegzeilen, maar de hoogste rechter heeft nu bepaald dat je een bouwwerk hebt en geen schip meer. Enkel omdat je schip goed is vastgebonden en aangesloten op nutsvoorzieningen en ter plaatse functioneerd.
Dit alles is overigens geen pleidooi om geen regelgeving op het water te maken. Sterker nog er zijn onderwerpen waar het ontbreken aan regelgeving voor woonboten ten opzichte van huizen op de wal schrijnend rechtsongelijke situaties oplevert. Zo is een EPC die van 0,6 nu en 0,4 in 2015 langzaam naar 0,0 tendeert voor woningen op de wal inmiddels volledig geaccepteerd, maar mag je nog steeds een nieuwe woonboot maken zonder ook maar enige isolatie of dubbel glas, waar je om het warm te krijgen vrolijk de hele winter door geverfd hout, diesel of, nog goedkoper, slaolie van de Aldi stookt. Met als gevolg dat hele grachten en havens soms wintermaandenlang in een dikke 19e eeuwse rook gehuld zijn. We kunnen daar romantisch over doen maar eigenlijk is het vreemd dat we dat in de 21e eeuw accepteren.
Waar een eigenaar van een in Unesco werelderfgoed gebied gelegen Amsterdams grachtenpand eigenlijk niets wezenlijks meer mag wijzigen aan zijn pand mag de eigenaar van de drie meter verderop in de gracht dobberende woonboot zo’n beetje alles.
Kortom er moet iets gebeuren en snel ook. Voor woonwagens hebben we al tijden een soort parallel bouwbesluit. In ieder artikel of tabel is een aparte afdeling voor woonwagens. Maar of het nou zo’n goed idee is om nog zo’n “parallel” bouwbesluit voor woonboten, schepen en drijfhuizen te gaan ontwikkelen is de vraag.
Het is ongetwijfeld de meest snelle en goedkope manier om wat noodwetgeving te maken en de ergste lacunes en problemen op te lossen. Maar zou het niet veel interessanter zijn om de wetgeving die er voor woonboten toch moet gaan komen te gebruiken om te testen hoe de zo gewenste flexibele regelgeving er uit zou kunnen zien? Hoe kunnen we een regelgeving maken die een maximale vrijheid toestaat, maar die wel veiligheid, bruikbaarheid en schoonheid waarborgt? Een regelgeving die niet voorschrijft en straft, maar beloond en stimuleert. Juist ook in bestemmingsplannen. En dan het liefst helemaal doorpakken en het bestemmingsplan integreren met de welstandsnota tot één document. Een regelgeving waar maximale vrijheid samen gaat met een maximale ruimtelijke kwaliteit. Zo’n experiment is misschien interessanter dan de bestaande landregelgeving zo goed mogelijk waterproof te maken.
Dit artikel is ook op Archined.nl gepubliceerd en gebaseerd op een uitgebreide studie naar regelgeving op het water en ruimtelijke kwaliteit die tot stand kwam dankzij een bijdrage van het Stimuleringsfonds voor Architectuur, tegenwoordig Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie. Alle tekeningen zijn onderdeel van het verslag van dat onderzoek.
Jasper de Haan is architect en adviseur woonboten van de Commissie voor Welstand en Monumenten in Amsterdam, hij schrijft dit artikel op persoonlijke titel.