Bouwkunde is al af



Op 1 december 2008 beloofde minister Plasterk - als een soort super bonus - vijfentwintig miljoen euro om van de nieuwbouw voor de afgebrande faculteit bouwkunde in Delft een architectonisch icoon te maken. Hoe zal deze eis straks in de criteria van de Europese aanbesteding terechtkomen? Iets als 'van inschrijver wordt verwacht dat het ontwerp onmiddellijk als icoon kan worden bijgeschreven in de canon van de Europese architectuur'? Brrr... Je moet er niet aan denken! En dan moet je in dat icoon ook nog kunnen studeren, lesgeven en onderzoek doen. Maar ja, je bent een dakloze faculteit en je moet wat.

Op de biënnale in Venetië is in het Nederlands paviljoen een week lang gepraat, door een enorme hoeveelheid mensen, over wat een nieuwe architectuurfaculteit zou moeten zijn. In Rotterdamse architectencafés en op feestjes werd na 13 mei druk gespeculeerd over de vraag wie het nieuwe gebouw zal ontwerpen, of vooral over wie dat niet moet gaan doen. Winy Maas, onmiddellijk gevolgd door Francine Houben, stonden in het laatste geval vrijwel unaniem bovenaan. Ook was er een ruime consensus over het feit dat een prijsvraag waarschijnlijk een rampzalige toestand op zou leveren. Stel je voor; pakweg 3.000 anonieme inzendingen van over de hele wereld. Arme jury die er daar eentje uit moet kiezen.

Maar gelukkig werden er in Rotterdam en Delft andere dingen gedaan dan gepraat. In de eerste weken na de brand werden talloze (werk)colleges en projectbegeleidingen in vergaderruimten en aan kantinetafels van architectenbureaus gegeven. Voor even was het best leuk al die studenten op het kantoor. (Hoe zou dat eigenlijk gaan als de faculteit scheikunde tot de grond toe afbrandde? Zouden studenten dan ook liefdevol opgevangen worden in de kantoren van Shell en Akzo?) Maar er gebeurde nog veel meer. Onder de bezielende leiding van decaan Wytze Patijn, die op een fantastische manier het crisismanagement van een dakloze faculteit wist uit te voeren, werd in no time een tentenkamp uit de grond gestampt op het naastgelegen voetbalveld. Het was zomer en er was bier. Studeren in een tent had meer weg van een Limburgs schuttersfeest, dan hard ploeteren op een zolderkamer. Binnen tien dagen werd besloten om een tijdelijke (een jaar of vijf) faculteit in te richten in het oude hoofdgebouw van de universiteit. Eigenlijk zou dit verkocht worden aan een projectontwikkelaar die er woningen in ging maken, maar dat kon nog net stopgezet worden.

In de zomer werd hard doorgewerkt door Patijn en de zijnen. De tijdelijke huisvesting moest er snel komen, zodat de nieuwe lichting eerstejaars na de zomer niet volledig ontheemd over de campus verspreid zou worden. Het is ongelooflijk knap dat dat gelukt is. De verbouwing van het gebouw aan de Julianalaan is nog lang niet klaar, maar de eerstejaars zijn erin gestart en inmiddels zit bijna iedereen die in de afgebrande faculteit zat in het nieuwe gebouw. En dat levert een enorm vrolijke mooie bende op.

Het is een geweldig gebouw. Oorspronkelijk in 1915 als scheikundegebouw ontworpen door architect Van Drecht en met heel veel geld neergezet. De Delftsche Courant sprak er in 1926 schande van: 'pure verkwisting van belastinggeld... de duurste rode handvormbaksteen... weelderige beeldhouwwerken... zolders als zalen... weidsche en plechtige gangen... ontzagwekkende collegezalen'.
Ruim, groot en vooral hoog is het nog steeds. 30.000 m2 met zes meter hoge verdiepingen. Een toren met een waterreservoir, om te blussen wanneer er een scheikunde proefje uit de hand was gelopen. Een klassieke semi-symmetrische lay-out rondom een aantal binnenhoven. Voorwaar geen slechte lay-out voor een faculteit bouwkunde. Het gebouw is nooit afgekomen, het geld was op en de Eerste Wereldoorlog en crisis dienden zich aan. Wel hadden ze de boel waterdicht gemaakt en werd het gebouw een opslag plek voor van alles en nog wat. Al voor de Tweede Wereldoorlog werden er tweehonderd in Belgisch Congo gekochte vaatjes Yellow Cake (Uranium Oxide, basismateriaal voor splijtstof en kernbommen) in de kelder opgeslagen. In de oorlog hadden de Duitsers op de begane grond een opslagplek voor artilleriegranaten ingericht, onwetend van het feit dat de grootste potentiële bom onder hun voeten lag. Tegelijkertijd schijnen er ook nog onderduikers in het gebouw te hebben gezeten. Daarna huisvestte het gebouw achtereenvolgens vliegtuigbouw, technische natuurkunde, TNO en uiteindelijk het hoofdgebouw van de universiteit. In december 1972 mocht Delft hier hun eigen equivalent van de Amsterdamse Maagdenhuis bezetting beleven.

Een gebouw met een enorme geschiedenis dat leek te wachten op de ramp die zich aan de Berlageweg voltrok. Het wordt inmiddels door een team van architecten verbouwd tot tijdelijke faculteit. Een merkwaardig conglomeraat van vijf architecten waarvan je samenstelling vooraf nooit zelf had kunnen verzinnen. Allereerst Architectenbureau Braaksma & Roos dat toch al bezig was met de verbouwing tot woongebouw. Verder Winy Maas van MVRDV - jazeker. Mick Eekhout maakt twee glazen Octatube vakwerkserres. Kossmann de Jong en Fokkema Architecten houden zich vooral bezig met het interieur.

In grote lijnen lijkt de verbouwing prima gelukt. Er is met minimale middelen opgeruimd, weggebroken en schoongemaakt. Er zijn nauwelijks binnendeuren in het gebouw en de gangen zijn breed genoeg om presentaties en borrels in te houden. Er zijn interessante doorbraken en nieuwe zichtlijnen gemaakt. Er zijn meubels en rare vloerbedekking naar binnen gesleept, helaas vaak erg modieus en designerig maar dat gaat er vanzelf wel af. Vooral is weer te zien hoe degelijk en stoer de basis van het oorspronkelijke gebouw was. Akoestiek en klimatisering zijn vooralsnog rampzalig, maar verder valt er veel voor te zeggen om hier nooit meer weg te gaan. Veel dichter bij het centrum van Delft in een mooi gebouw met een interessante geschiedenis dat programmatisch uiterst flexibel is gebleken. En er zijn meer voordelen.

Om te beginnen hoeft er geen tijd en geld meer besteed te worden aan het organiseren van een architectenselectie, aanbesteding, bouw en wederom een verhuizing. Tijd en geld dat onderwijs en onderzoek veel harder nodig hebben. Zeker als we kijken naar de output van de laatste jaren van het instituut en de verschuivingen in de eerste geldstroom van de universiteiten naar het NWO. Ook hoeven 3.000 architecten geen ontwerp te maken waar toch niets mee gedaan wordt. Verder moet er een deal met de verzekering mogelijk zijn: er komt geen nieuw gebouw en de winst wordt gedeeld. Met dat geld en het extra geld van Plasterk kan eindelijk dat hooglerarentekort eens aangevuld worden. En wellicht levert de kavel en parkeerplaats op Berlageweg 1 nog wat op. Kunnen ze minstens tien jaar vooruit.

Een probleem schijnt te zijn dat het Julianalaan gebouw te klein is. Zeker als je, zoals het faculteitbestuur ooit eens bedacht heeft, alle masterstudenten een eigen werkplek wilt geven Een prachtige aanleiding om een zwaar en moeilijk toelatingsexamen in te voeren zodat het aantal studenten minstens halveert. Overigens zal om puur demografische redenen het aantal studenten sowieso de komende decennia afnemen.

Maar als het moet kan er nog ruimschoots aan het gebouw verbouwd en uitgebreid worden, het is - zoals gezegd - nooit af geweest. Als iedere decaan zijn eigen vleugel wenst achter te laten kunnen we zo nog zeven decanen vooruit, voordat het oorspronkelijke schema van het gebouw vol is. En dan hebben we het nog niet over entresols, kelders en interieur verbouwingen. Zo kunnen generaties studenten studeren in een gebouw waar gebouwd wordt en kunnen deze verbouwingen in het onderwijs geïntegreerd worden. Leren ze nog eens wat.

Vooruit, tot slot nog de duurzaamheidstroef, de faculteit heeft tenslotte zeer innige banden met het Cradle to Cradle duo. (Merkwaardigerwijs de chemicus (Michael Braungart) en niet de bouwkundige (William McDonough)maar dat terzijde). Ondanks dat het gebouw energetisch natuurlijk een ramp is, is in een bestaand gebouw blijven zitten altijd duurzamer dan een geheel nieuw gebouw bouwen. En er liggen mooie kansen voor case studies en experimenten om eens wat slimme dingen te bedenken voor de energiebalans. De hitte in de serres zal in de zomer waarschijnlijk ondraaglijk worden. Iemand al bedacht hoe we die energie op gaan slaan?

Als we bovenstaande dingen doen hebben we misschien over twintig tot dertig jaar een aantal generaties architecten en stedenbouwers die veel beter zijn opgeleid dan de mensen die de afgelopen vijftien jaar zijn afgestudeerd. En over nog twintig tot dertig jaar moet dat zijn weerslag hebben op de ruimtelijke kwaliteit van dit land. Misschien is het gebouw van Bakema dan toch niet voor niets afgefikt.

Jasper de Haan december 2008
(oud student van en soms wel eens gastdocent in Delft)

Met veel dank aan: “Wonderlijke avonturen in een miljonairsdroom” Afke van der Toolen, TUDelta 14-12-2006